Vijf jaar heb ik gewerkt als archeologisch tekenaar. Eerst bij het Biologisch Archeologisch Instituut in Groningen en daarna bij Palestijnse Oudheidkunde in Leiden. Het werk bestond er uit om voorwerpen exact na te tekenen in inkt. Ik heb daar goed van leren kijken en tekenen.
Op de kunstacademie (1e jaar Minerva in Groningen en daarna avondopleiding KABK Den Haag) kwam daar naast de verschillende teken- en schilderrichtingen de facetten van de kunstgeschiedenis bij: heel fascinerend. Na het archeologisch tekenwerk heb ik een vaste baan aangenomen bij de LOI als illustrator en later als grafisch vormgever. Daar leerde ik hoe leerstof in elkaar moest worden gezet en kwam ik in contact met het uitgeversvak en de drukkerswereld. Daardoor lag de weg naar het zelf schrijven en illustreren van boeken voor mij open.
De passie voor portretten is op de kunstacademie begonnen. Daar tekende ik voornamelijk met zwart en bruin contépotlood en Siberisch krijt. Het fascineerde mij om met weinig middelen de gelijkenis te treffen . Goed kijken was en is daarbij noodzakelijk.
Met het portretje in aquarel van mijn jongste zoon Daan in 1991(zie hierboven) kwam voor mij min of meer een ommekeer in het maken van portretten. Daarvoor had ik al een aantal kinderportretten voor vrienden gemaakt. Door het portret van Daan op kunstmarkten te tonen en mond tot mond reclame, kreeg ik steeds meer opdrachten. Door het veel te doen werd het steeds fascinerender. Daarnaast probeer ik de aquareltechniek en de schildertechniek in olieverf steeds te verbeteren. Dat maakt het leuk en het is een blijvend leerproces. Ik stel er een eer in dat de portretten echt lijken en dat de opdrachtgever enthousiast is over het eindresultaat.